VUURTORENS TE NIEUWPOORT

Geschiedenis vuurtorens.

  flitsende vuurtoren  
Pharaos  

Egyptenaren  waren de eersten die een vuurtoren bouwden. Beroemd is de Pharos van Alexandrië (280 voor Christus). Hij werd beschouwd als één van de zeven wereldwonderen.

Het warende Romeinen die aan de kusten van Noord-Europa de vuurtorens introdu-ceerden. De eerste exemplaren waren meestal geen torens maar grote, op een heuvel of duin gestookte vuren.

Later maakte men gebruik van lantaarns waarin kaarsen of olielampen geplaatst wer-den.
De kaarsen en de olie moesten tegen de wind afgeschermd worden. Het nadeel was dat de ruiten snel met roet bedekt werden.

Pharos van Alexandrie  

Aan het einde van de achttiende eeuw werd een type olielamp ontwik-keld, de zogenaamde Argandse lamp naar zijn uitvinder Argand, die uitste-kend in vuurto-rens kon worden toegepast. Dit betekende geen rook meer en een constante lichtbron. Die lichtbron was ook nog eens behoor-lijk geconcentreerd en bevond zich altijd op dezelfde plaats. Dit bood de mogelijkheid om achter de lamp een holle spiegel te plaatsen en zo het licht te bundelen.

  Ami argand   lamp
  Ami Argand    
vuurtoren  

In 1790 werd het eerste draaiende vuurtorenlicht ter wereld in Cordouan geplaatst. Dit leidde tot de uitvinding van het licht-flitsensysteem op bepaalde ritmes (karakter) waardoor verwarring met andere vuurtorenlichten wordt voorkomen.

In de negentiende eeuw waren de meeste vuurtorens in ons land nog uitgerust met stilstaande lichten. Op zee kon je dus niet zien met welke vuurtoren je te maken had. Gecombineerd met het feit dat de meeste lichtbronnen ook nog niet zo krachtig waren leidde dit soms tot fatale vergissingen. Lichten van andere schepen werden bijvoorbeeld voor een vuurtorenlicht aangezien en aanvaring waren het gevolg. Nu heeft elke vuurtoren een eigen lichtkleur en "karakter". Een licht karakter is een patroon waarin het rondschijnend licht wordt onderbroken door donkere perioden. Met onderscheidt schitterlicht (langer donker dan licht) en onderbroken licht (langer licht dan donker).

Een nieuwe ontwikkeling van de lichten op een vuurtoren zoals wij die nu kennen was de uitvinding van de heer Augustin Fresnel: de Fresnellens (een zogenaamde getrapte lens die uit vele afzonderlijke vlakjes bestaat in plaats van één dikke lens). Met behulp van die lens kon het licht nog verder worden geconcentreerd en door meerdere lenzen rond een lichtbron te plaatsen konden zelfs meerdere lichtbundels worden gevormd. Wanneer je dit lenzenstelsel vervolgens laat draaien ontstaat het zo kenmerkende beeld van de vanuit de vuurtoren rondzwaaiende lichtbundels. In de loop der jaren werd deze techniek steeds verder verfijnd en de lichtbronnen, zeker na de komst van elektriciteit, nog beter.

 
 

Fresnel-lens

Vuurtorenwachter.

Het werk van de eerste vuurtorenwachters was bijzonder zwaar. Het bestond vooral uit het aanslepen van brandstof en het onderhouden van het vuur. Met de komst van de Argandse lamp, kreeg de vuurtorenwachter het wat makkelijker. Tot zijn taken behoorden het onderhouden van de lamp en het schoonhouden van het systeem van spiegels en lenzen. De vuurtorenwachter woonde vaak vlakbij de toren.
Vuurtorenwachters hebben zich in de jaren moeten aanpassen aan verschillende technische ontwikkelingen: van het eenvoudige “vuurtje-stoken” tot het gebruik van hoog technologische hulpmiddelen.
De meeste vuurtorens werken nu volledig automatisch en het beroep vuurtorenwachter is verdwenen.